Zaterdagochtend, nog voor 8.00 uur, gingen we met z’n vieren op pad. Op naar Nijmegen, naar het hoofdkantoor van de Zoogdiervereniging, om een dag door te brengen met het bestuderen van de moeilijke geluiden van de laatvlieger. En pittig werd het zeker.
Men zegt vaak: alle begin is moeilijk, maar dat bleek juist het makkelijkste deel. We werden ontvangen met koffie, broodjes en chocolade – vooral dat laatste zorgde voor een aangename gemoedstoestand. Daarna was het tijd om handen te schudden, bij te praten (over vleermuizen natuurlijk), en waren we klaar om te beginnen.
Laat ik beginnen met de eindboodschap: vol vertrouwen stapte ik het hoofdkantoor binnen, maar zes uur later liep ik met een hoofd vol vraagtekens weer naar buiten. 🙂
Wat hebben we allemaal geleerd over de laatvlieger, de hoofdrolspeler van vandaag?
Deze soort vliegt zowel in open als in besloten omgeving. In open omgeving maakt hij veel minder gebruik van echolocatie dan in besloten omgeving. Daar gebruikt hij een lagere frequentie, die bovendien krachtiger wordt uitgezonden. Dat komt omdat de laatvlieger in open terrein minder behoefte heeft aan een nauwkeurig beeld van zijn omgeving; hij wil zo snel mogelijk weer naar een gebied met bomen. Zodra hij in de buurt van bomen komt, schakelt hij over naar een hogere frequentie met een groter bereik, waardoor er een gedetailleerder beeld van de omgeving ontstaat. Tenslotte wil een laatvlieger niet tegen een tak aanvliegen.
Leuk om te horen was dat de laatvlieger géén QCF-soort is, in tegenstelling tot de bos-, tweekleurige en rosse vleermuis. QCF staat voor Quasi Constante Frequentie.
De laatvlieger heet niet voor niets zo: hij begint later te vliegen dan de rosse vleermuis. Hij vliegt relatief traag en is daardoor, zolang het nog licht is, kwetsbaar voor roofvogels. De rosse vleermuis heette vroeger de vroegvlieger: een bliksemsnelle soort, die weinig te duchten heeft van roofvogels. Voor de vogelaars onder ons: vergelijk de laatvlieger met een buizerd en de rosse vleermuis met een slechtvalk.
Nog een interessant weetje: tijdens het vliegen beweegt de laatvlieger zijn kop van links naar rechts, ook tijdens het uitzenden van zijn echolocatie. Daardoor komt zijn geluid bij onze vleermuisdetectoren binnen als hard – zacht – hard – zacht. Zijn bijnaam tapdancer is dus zeer passend. Zijn eindfrequentie is hierdoor niet alternerend, in tegenstelling tot die van de bos-, tweekleurige en rosse vleermuis.
Tot slot nog 1 leuk weetje: wist je dat de bosvleermuis tot wel 1 km hoogte kan jagen, om daar muggen te verschalken?
Tekst: Kevin
Proofreader: Hillie
Foto: Laatvlieger op muur: Copyright ©Anne van Rijn, via Waarneming.nl
Foto: Laatvlieger op doek: Copyright ©Jan Mannak