Auteur: Neede Bat Village Foundation

  • Vleermuizen verdienen een warm hart

    ‘Allemaal Vleermuizen een warm hart toedragen’ , dát is wat Kevin Collins gráág zou willen.. Hij is onze gastspreker op 10 september 2025 in de Antonius in Rekken. Kevin is voorzitter van de Stichting Vleermuizendorp Neede en is al jaren actief in de weer met vleermuizen. De SVN verzorgt, in samenwerking met de IVN/KNNV lezingen over vleermuizen, maar ook excursies op vakantieparken. Ook vangt Kevin zieke vleermuizen op. Verder is de organisatie betrokken bij onderzoek naar vleermuizen in samenwerking met de Zoogdierenvereniging.

    Vervolgens zien we een mooi filmpje van de Gewone Grootoor vleermuis, die uit een hand wegvliegt. Wat een schattige vleermuis..! Deze vleermuis is in de opvanglocatie terecht gekomen, opgelapt met meelwormen en kon na verloop van tijd weer uitvliegen. We zien een hand zonder handschoen en dan moet Kevin er wel bij vermelden dat deze mevrouw was ingeënt tegen rabiës, want sommige soorten vleermuizen zijn drager van deze ziekte.

    Vleermuissoorten verschillen soms nét zoveel van elkaar als een boerenzwaluw van een wilde eend. Zo verschillen ze van grootte; hebben bijvoorbeeld een verschillende vliegafstand naar hun slaapplek, ze verschillen onderling in het verdragen van licht en in hun vlieghoogten. (Soms meerdere kilometers in hoogte). En ze verschillen in hun verschillende locaties voor een slaapplek. De ene vleermuis kiest voor een tunnel of een rioolput, de ander voor een spouwmuur van een huis. Zo is de Meervleermuis vaak te vinden in spouwmuren. De Meervleermuis kan echt afstanden overbruggen in het vliegen naar meren en dan kan het 40 kilometer heen en terug zijn naar zijn of haar slaapplek. De Grootoor ( 2 soorten : de Gewone Grootoor vleermuis, de Plecotus Auritus in het latijns en de Grijze Grootoor : Plecotus Austriacus) is een trage vlieger, dus deze

    vleermuis blijft uit het licht. Wanneer je sneller kan vliegen , ben je minder kwetsbaar. De Rosse vleermuis huist in bomen , elke soort heeft zijn/haar voorkeursplek.

    De Laatvlieger of de Tweekleurige vleermuis vertoeft dicht bij huis, vaak in een bebouwde omgeving. De jachttechniek is ook vaak weer anders bij verschillende soorten vleermuizen. De enige vleermuis in Nederland die prooien vanaf de grond kan vangen is de Vale vleermuis. (Myotis myotis, maar dit is een zeldzame soort).

    Hoeveel zoogdiersoorten zijn er wereldwijd?

    Er komen wereldwijd ongeveer 6500 zoogdiersoorten voor. En ongeveer 1450 soorten van die 6500 zijn vleermuissoorten! Dat betekent dat 20% van de zoogdieren vleermuissoorten zijn…dat is nogal wat!

    60 miljoen jaar geleden waren er al vleermuizen actief, dat heeft men kunnen aantonen door fossielen die er gevonden zijn. De verspreiding was wereldwijd. Er komen veel soorten voor in de tropen, dat zijn meestal nectar-eters. In Nederland zijn er alleen insectenetende vleermuissoorten te vinden.

    Een greep uit de verschillende vleermuissoorten in Nederland:

    De Meervleermuis en de Watervleermuis: allebei de soorten zijn te vinden in de buurt van water. De meervleermuis jaagt langs oevers en boven grote meren en rivieren. Prooien worden gevangen met de relatief grote voeten of met de staartvlieghuid gevangen boven het water.

    Kevin laat een filmpje zien met uitvliegende bosvleermuizen uit een boom in Hengelo. Met de warmtebeeldcamera kunnen we goed zien wanneer de kolonie bosvleermuizen uitvliegt. De bosvleermuis, Nyctalis Leisleri heet deze soort officieel, huist net als de Rosse

    vleermuis, in holtes van bomen. Vleermuizen zijn soms van afstand moeilijk te onderscheiden van elkaar. Het onderscheid is te maken via de tragus, het kraakbeen, wat bij de oorschelp zit. De bosvleermuis heeft een paddenstoelachtige tragus.

    Hoe oud kan een vleermuis worden? Er is ooit een Brandts vleermuis gevonden van 41 jaar oud. Onderzoekers konden dit vaststellen omdat deze vleermuis geringd was. Maar de meeste vleermuizen worden niet zo oud. Gemiddeld kunnen ze zo’n 7 tot 10 jaar oud worden. Sommige soorten wel 20 tot 30 jaar oud of nóg ouder.

    Eén van de speerpunten van de SVN is het onderzoek naar de Mopsvleermuis. Deze vleermuis is gevonden in Winterswijk in een oude boom in 2023. Daar zat een kraamkolonie Mopsvleermuizen achter het schors van een oude Amerikaanse eik.. Dat was groot nieuws, want deze vleermuissoort is zeer zeldzaam. Overigens is de reden dat de Mops daar werd gevonden geen positieve: deze vleermuis komt vanuit Duitsland, omdat daar veel bomen worden gekapt. Door het kappen van de bomen verliezen vleermuizen hun natuurlijke habitat. Veel vleermuissoorten verblijven gedurende het jaar in boomholten.

    Bijten vleermuizen? Kevin laat ons een filmpje zien van een Laatvlieger moeder in de opvang: ondanks dat ze een jong heeft reageert ze niet agressief. Vleermuizen zijn niet agressief van nature, ze kunnen bijten wanneer ze angstig zijn of zich bedreigd voelen.

    Hoe moet je ze opvangen? Het is een vraag uit het publiek. Er zijn overal mensen in de regio die vleermuizen opvangen. Ook via de dierenbescherming zijn er adressen te vinden. En om vleermuizen te helpen kun je vleermuiskasten in de tuin ophangen, zo’n 4 meter

    hoog, niet in de volle zon en met een vrije aanvliegroute. Zorg voor meer insecten in de tuin.

    In Nederland hebben we 19 soorten vleermuizen en we hebben er 12 in de Achterhoek. De vleugels en botjes van de vleermuis zijn bijzonder: hun vingers zijn langer dan die van mensen (zie de tekening) en hun vlieghuid kan zich weer herstellen, na een beschadiging, omdat er bloedvaatjes doorheen lopen. Hun voeten zijn belangrijk, want dáár hangen ze aan, op hun kop. De gewrichten in hun knieën zijn verdraaid, zodat ze met hun buik tegen de muur kunnen hangen. Ze hangen graag hoog, omdat ze daardoor minder kans hebben als prooi gevangen te worden. Een unieke eigenschap is de echolocatie van vleermuizen. Door geluiden uit te stoten via de mond en de neus en op te vangen via de oren, kunnen ze hun prooien vangen. Die geluiden, de frequenties, verschillen per soort. Ze zijn voor ons niet hoorbaar. Met behulp van een batdetector kunnen de geluiden die vleermuizen ‘uitstoten’ omgevormd worden tot voor ons hoorbare geluiden. Vleermuizen zijn zeer vernuftig met echolocatie. De meeste mensen kunnen de geluiden die vleermuizen uitstoten niet horen. Daarentegen zijn sociale geluiden voor ons soms wél te horen.

    Jaar van de Vleermuis

    Het baltsen ( ritueel van mannetjes om vrouwtjes te lokken) gebeurt in het najaar, met behulp van geluiden, oftewel ‘zingen’ en door geurstoffen uit te scheiden. Zo lokken ze vrouwtjes naar de plek om te paren. Bij de paring vindt niet direct bevruchting plaats. Vrouwtjes kunnen de zaadcellen opslaan en pas na de winterslaap de bevruchting laten plaatsvinden. Het vrouwtje moet eerst weer opvetten en in conditie zijn.. Vleermuizen krijgen meestal 1 jong per jaar, sommige soorten twee.

    Hun winterverblijfplaats kan een holle boom, een kelder, een bunker, een kerkzolder of een spouwmuur zijn. Vleermuizen overwinteren op vorstvrije plekken waar de temperatuur stabiel en koel is, tussen de 5 en 10 graden Celcius. Een vleermuis verliest 1/3 van zijn gewicht in winterslaap.

    Wat kunnen we doen om vleermuizen te beschermen?

    Tot slot vertelt Kevin dat er zijn heel wat gevaren voor vleermuizen zijn en dat bescherming zeker nodig is en van blijvend belang. Denk aan de gevaren van windmolens, prikkeldraad, kappen van bomen, pesticiden, teveel verlichting en renovatie van gebouwen, waardoor vleermuizen hun natuurlijke habitat verliezen. Maar er zijn ook oplossingen: plaats bij renovatie van huizen een exclusion flap; bij windmolens: zet ze stil tijdens risicovolle periodes en plaats ze niet in foerageergebieden; plaats vleermuisvriendelijke verlichting toe en leg compensatiegebieden aan. Zo kunnen we deze bijzondere zoogdieren helpen. Het was een avond met veel mooie en interessante filmpjes en nieuwe inzichten van een bevlogen spreker..!

    Tekst: Judith Kuppens

    Foto’s: Judith Kuppens

    Tekening: Monica Stam

  • Zoldertellingen terugblik

    In het voorjaar vormen vleermuizen kraamkolonies, soms in bomen maar ook in gebouwen zoals kerkzolders. Een kraamkolonie bestaat uit verwante vrouwtjes: moeders, dochters, zussen en nichten. Vrouwtjes die in verschillende jaren zijn geboren, komen hier samen om hun jong ter wereld te brengen. Een vrouwtje krijgt (bij de meeste Nederlandse vleermuissoorten) meestal slechts één jong per jaar, en een deel daarvan haalt het eerste levensjaar niet. De vleermuizen die een verblijf op zolders — vaak kerkzolders — verkiezen, worden geteld wanneer ze tijdens de telronde aanwezig zijn.

    In 2025 zijn er in de provincie Gelderland 221 objecten geteld. Wij hebben de zolders in ons deel van de Achterhoek voor onze rekening genomen. Dit is een aanzienlijke stijging ten opzichte van 2022, toen er slechts 60 objecten werden geteld. Ons totaal in 2025 lag op 6 objecten, iets minder dan 3% van het totaal. De zes locaties die wij hebben onderzocht, waren kerkzolders in Groenlo, Neede, Zieuwent, Beltrum, Aalten en Bredevoort.

    In deze objecten (veelal kerkzolders) gaan wij op zoek naar vleermuizen, vaak soorten die met andere onderzoeksmethoden lastig te vinden zijn, zoals het opnemen van echolocatie. Zoldertellingen zijn bijzonder geschikt voor het inventariseren van de gewone grootoorvleermuis, een ‘fluisteraar’ onder de vleermuizen. Door zijn grote oren luistert deze soort meer naar de geluiden van zijn prooien, zoals het bewegen van de vleugels van nachtvlinders.

    Dit jaar was de gewone grootoorvleermuis dan ook de enige soort die wij hebben gevonden: één solitair exemplaar. Dat was voor ons voldoende stimulans om ook volgend jaar weer zolders te gaan tellen, en we waren tevreden met dit resultaat. Andere groepen vonden echter soorten die wij niet hebben gezien, zoals de watervleermuis en de ruige dwergvleermuis — soorten die wij maar zelden tegenkomen. Waar ligt dat aan? Aan onze kerkzolders, onze inventarisatiemomenten of toch aan onze ogen? We kunnen onszelf tenslotte niet meer als piepjong beschouwen.

    In de eerste tabel zijn de resultaten voor Gelderland te zien. In de tweede tabel staan onze eigen resultaten namens Stichting Vleermuizendorp Neede.

    Tot slot: waarom worden vleermuizen eigenlijk geteld? Dit is de manier om te weten te komen of populaties op nationaal, regionaal of lokaal niveau vooruitgaan of achteruitgaan. Het meetprogramma Zoldertellingen Vleermuizen is onderdeel van het landelijke Netwerk Ecologische Monitoring, waar ook de NEM-VTT (rondjes rijden en analyseren) onder valt. Ook binnen NEM-VTT zijn wij actief.

    Tekst: Kevin

    Data provincie Gelderland: @ Frans Bosch

    Data Stichting Vleermuizendorp Neede: @Pieter

    Foto’s: Hillie

  • Gaan vleermuisinventariseerders mee in winterslaap?

    Op maandag 17 november zijn wij op zoek gegaan naar vleermuizen in vleermuiskasten in het buitengebied van Winterswijk (zie Een winterse vleermuistelling). We hebben vier dieren gevonden: twee gewone grootoren samen in één kast en twee gewone dwergvleermuizen die elk een kast voor zichzelf hadden gevonden. Vervolgens rees de vraag wanneer we opnieuw zouden gaan tellen. In december? In januari? Of misschien nog later? Heeft het eigenlijk wel zin om snel weer te controleren, want vleermuizen gaan immers in winterslaap en dan gebeurt er verder toch niets? Niets is minder waar.

    Vleermuizen gaan aan het einde van de herfst minder vaak ’s avonds op jacht; ze blijven liever in de kast of spouwmuur waar ze hun toevlucht hebben gezocht. Is er echter een milde nacht, dan gaan de dieren—die nu een lichaamsgewicht kunnen hebben dat wel 65% hoger ligt dan in de zomer—een deel van de avond op pad om op de beschikbare insecten te jagen. Als ze klaar zijn met eten, kan het zomaar zijn dat ze een andere verblijfplaats opzoeken. Dit laat al zien dat het zinvol is om ook in de winter kasten te controleren.

    Ook wanneer de vorst inzet, verkassen vleermuizen. Ze zullen dan eerder op zoek gaan naar een warme spouwmuur. Mogelijk wel het bekendste gebouw voor vleermuizen in Nederland is de Inktpot in Utrecht (kantoor van ProRail). Daar zijn winters geweest waarin enkele duizenden vleermuizen (deels) overwinterden, waarna zij weer naar een andere locatie vlogen zodra het wat warmer werd.

    Iemand die hier in 2019 onderzoek naar heeft gedaan, is Jos Marcelissen. Hij heeft tien kasten gecontroleerd tussen 13 januari en 6 mei. Focussen we op de maanden januari en februari, dan zien we dat tussen twee opeenvolgende controles 20 tot 40% van de kasten een andere bezetting heeft (rood gemarkeerd)—oftewel: minimaal één op de vijf kasten is dan anders bezet.

    Conclusie: dit laat zien dat hoe eerder wij de kasten in de buurt van Winterswijk opnieuw controleren, hoe beter.

    Tekst: Kevin

    Tabel: © Jos Marcelissen

    Foto Gewone Dwergvleermuis: © Nelleke

    Foto Inktpot: Door Ellywa, CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=3696766

  • Een winterse vleermuistelling

    Met zijn zessen gingen wij op stap in het buitengebied van Winterswijk, op zoek naar vleermuizen. Overdag zijn vleermuizen in rust, waardoor het voor ons eenvoudiger is om foto’s te maken en ze aan de hand daarvan te determineren. Op basis van geluidsopnamen hebben wij de afgelopen maand geoefend met het op naam brengen van vleermuizen, en daaruit hebben wij geleerd dat we nog veel te leren hebben. Het feit dat we een vleermuis verwarden met een krekel, maakte dat overduidelijk.

    Afgelopen augustus hebben wij ook geïnventariseerd en maar liefst 22 vleermuizen geteld; nu slechts 4. Het was een stuk kouder dan de afgelopen dagen: vannacht werd in De Bilt zelfs de eerste vorst genoteerd. Ons vermoeden was dat de vleermuizen een warmer plekje hadden gezocht – en hopelijk gevonden. Wanneer de temperatuur tot rond het vriespunt daalt, hebben de meeste vleermuizen namelijk meer behoefte aan beschutting. Dit kan in bomen zijn, maar ook gebouwen zoals spouwmuren, zolders of aardappelkelders bieden geschikte bescherming. Zo’n verblijf moet vorstvrij zijn, maar niet te warm: bij voorkeur tussen 0 °C en 10 °C.

    Een soort die wij vandaag hebben gezien is de gewone dwergvleermuis. Deze soort geeft de voorkeur aan bovengrondse gebouwen, zoals spouwmuren en andere diepe spleten. Een zekere overeenkomst met de vleermuiskast waarin wij de dwergvleermuis vonden, is er dus wel. Twee soorten die wij niet hebben gezien zijn de rosse vleermuis en de ruige dwergvleermuis. Beide overwinteren in boomholten, bij voorkeur in hele oude, dikke bomen. Het is dus niet vreemd dat wij ze vandaag niet aantroffen.

    De periode van de winterslaap is nu echt aangebroken en duurt enkele maanden, tot ongeveer april. Tijdens de winterslaap worden vleermuizen af en toe wakker: soms om te drinken, en bij mild winterweer en voldoende voedsel ook om te eten of om te verkassen. Bevalt een winterverblijf goed, dan is de kans groot dat zij er het jaar daarop weer zijn. Het komt zelfs voor dat individuen binnen een winterverblijf op precies dezelfde plek zitten als het jaar ervoor! Dit hebben wij te danken aan ringonderzoek die gedaan is bij meervleermuizen, maar geldt dit voor alle vleermuizen?

    Tekst: Kevin

    Foto’s: Hillie & Joeke

  • Verhuisbericht

    Het lezen van boeken levert kennis op. Het lezen van onderzoeken levert vragen op, veel vragen. Dat vleermuizen niet erg honkvast zijn, is bekend, maar dat het zo ingewikkeld in elkaar zat, was mij onbekend. Het onderzoek dat als basis dient voor dit bericht, is uitgevoerd in 2005 in Italië. Het gaat hierbij om de Barbastella barbastellus, oftewel de mopsvleermuis, een boombewonende soort.

    Er bestaan verschillende hypothesen over waarom vleermuizen van verblijfplaats wisselen. Het voert te ver om al deze hypothesen hier te bespreken, daarom wordt één aspect verder uitgediept: de invloed van sekse. Belangrijk om te realiseren is dat het onderzoek werd uitgevoerd in de maanden juli en augustus van 2001 tot en met 2004. In deze periode waren de vrouwtjes (mogelijk) hoogzwanger of bezig met het zogen van hun jongen.

    Tijdens de onderzoeksperiode werden vrouwtjes gevangen waarvan de jongen bijna zelfstandig waren, vrouwtjes die lacterend waren, vrouwtjes die hoogzwanger waren en mannetjes. Opvallend is dat de mannetjes allemaal solitair leefden en de dag alleen doorbrachten. Van de 56 onderzochte individuen waren er slechts vier mannetjes. Waar verbleven ze? Uit het onderzoek bleek dat drie van de vier groepen ongeveer even vaak van verblijfplaats wisselden. Alleen de lacterende vrouwtjes bleken honkvaster te zijn. Vermoedelijk hangt dit samen met het feit dat moeders hun jongen moeten vervoeren zolang deze nog niet zelfstandig kunnen vliegen, waardoor beiden kwetsbaarder zijn voor predatie.

    Een belangrijk inzicht voor de bescherming van de mopsvleermuis is dat vrouwtjes in de late lactatiefase of die het zogen net hadden beëindigd (de jongen zijn dan zelfstandiger), gemiddeld 0,6 wisselingen per dag hadden — oftewel zo’n 18 wisselingen per maand. Hieruit valt te concluderen dat voor een sterke populatie mopsvleermuizen een groot aantal geschikte bomen beschikbaar moet zijn waaruit de dieren kunnen kiezen.

    Maar waarom verhuizen deze vleermuizen zo vaak? Uit het onderzoek blijkt dat dit hoogstwaarschijnlijk te maken heeft met hun kwetsbare roestplaatsen. Vaak slapen zij achter loszittende boomschors, wat op zich weinig bescherming biedt tegen predatoren en bovendien kan losraken door weersinvloeden. Hierdoor verdwijnt de verblijfplaats. Om daarop voorbereid te zijn, wisselen mopsvleermuizen regelmatig van verblijfplaats, zodat zij een groot aantal alternatieve plekken kennen waar ze naartoe kunnen uitwijken wanneer één locatie onbewoonbaar wordt.

    Bron: Russo, D., Cistrone, L. & Jones, G. (2005). Spatial and temporal patterns of roost use by tree-dwelling barbastelle bats Barbastella barbastellus. Ecography, 28: 769–776.

    Foto: © Marjolein van Adrichem

  • Vliegen er vleermuizen in november?

    De hele dag viel er regen en wij waren van plan om op zoek te gaan naar de mopsvleermuis (Barbastella barbastellus). Was het de moeite waard om naar Winterswijk af te reizen? Goede vraag — maar toch zaten wij rond 17.00 uur met acht vleermuisenthousiastelingen in een verwarmde woonkamer afspraken te maken voor die avond.

    Het instellen van de GPS begint routine te worden: de Teensy Bats nog even controleren en afspraken maken over hoe lang we zouden inventariseren. Het moest snel gebeuren, want omstreeks 17.11 uur was het zonsondergang en dan gaat de mopsvleermuis op stap. Trouwens, dat kan ook eerder gebeuren; ze zoeken dan graag de duisternis van het bos op in verband met predatoren zoals uilen. Uilen zoals de kerkuil, ransuil, bosuil en oehoe zullen een mopsvleermuis met huid en haar opeten als ze de kans krijgen.

    En laat het nu zo zijn dat wij een groot deel van de avond naar meerdere uilen hebben zitten luisteren. We hadden het genoegen verschillende bosuilen te horen die elkaar toeriepen. Dat zou kunnen verklaren waarom we minder vleermuizen op onze detectoren hoorden dan twee weken geleden. Het kan ook te maken hebben met het feit dat het langzaam kouder wordt (vanavond was het 12 à 13 graden), waardoor er minder insecten zijn. Tijd voor winterslaap.

    Van de vier detectoren die we gebruikten, hebben er twee niets opgenomen. Dat lag meer aan een menselijke fout dan aan een technisch probleem. De overige detectoren hebben wel opnames gemaakt — voornamelijk van de gewone dwergvleermuis, maar ook van het juweeltje op de foto hierboven. Is dat misschien de felbegeerde mopsvleermuis?

    Aan de andere kant, als we Wikipedia mogen geloven, verspillen we onze tijd: de mopsvleermuis zou in Nederland niet voorkomen. Dat is ook te zien op de Europese verspreidingskaart.

    Misschien biedt de volgende uitspraak een verklaring voor onze zoektocht naar de mopsvleermuis…

    Life without Barbs (mopsvleermuis) is possible, but pointless

    Tekst: Kevin

    Foto: Pieter

    Tekening Europa: By IUCN Red List of Threatened Species, species assessors and the authors of the spatial data., CC BY-SA 3.0, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=88264995

  • Grootoor met Stealthmodus

    In Nederland jagen vleermuizen op insecten – dit zal geen verrassing zijn voor lezers van dit bericht. Vleermuizen zenden hoge geluiden uit die worden weerkaatst door de omgeving en op deze wijze verkrijgen ze een beeld van wat er om hen heen gebeurt: wat er vliegt en waar ze niet tegenaan moeten botsen. Dat is essentiële informatie voor een vleermuis. Maar wat maakt de jachttechniek van de gewone grootoorvleermuis zo bijzonder?

    Laten we eerst naar hun prooien kijken. Dit zijn hoofdzakelijk kevers en nachtvlinders. Uit onderzoek van de Zoogdiervereniging (2015) blijkt dat een belangrijke prooi voor de gewone grootoorvleermuis de huismoeder is. Dit is een nachtvlinder (Noctua pronuba) – in het Engels de Large Yellow Underwing, genoemd naar de oranjegele achtervleugels. De soort komt algemeen voor in Nederland en heeft een vliegtijd van mei tot en met oktober, wat goed overeenkomt met die van de gewone grootoor.

    Het bijzondere aan de huismoeder is dat ze de echolocatie van vleermuizen kan waarnemen. Zodra een vleermuis dichterbij komt, maakt de huismoeder een duikvlucht om te ontsnappen. Hoe gaat de grootoor hiermee om?

    De grootoor hanteert twee jachtstrategieën.
    Bij de eerste strategie zoekt hij een boom op en beweegt hij zijn kop heen en weer om geluiden van insecten op de grond en in de lucht op te vangen. Zodra hij een prooi lokaliseert, vliegt hij eropaf. Eenmaal dichtbij schakelt de vleermuis over op stealthmodus – de echolocatie wordt stopgezet – waardoor de huismoeder hem niet kan waarnemen.

    Bij de tweede strategie vliegt de grootoor langzaam door de nacht. Zodra hij een prooi ontdekt, schakelt hij snel over op stealthmodus.

    Op deze wijze kan de grootoor prooien bemachtigen die voor andere vleermuizen ongrijpbaar zijn. Daardoor kunnen verschillende vleermuissoorten in hetzelfde gebied jagen op verschillende prooien.

    Bron: https://www.naturetoday.com/nl/nl/nature-reports/message/?msg=21749

    Foto Gewone Grootoor: ©Jan Mannak

  • Grote Rosse Vleermuis eet zangvogeltjes

    Dat vleermuizen een zeer gevarieerd dieet hebben, is bij velen wel bekend. Ze eten insecten, spinnen, nectar, vissen, kikkers, fruit, bloed, andere vleermuizen en zelfs zangvogels. Maar hoe weten ze die zangvogels eigenlijk te bemachtigen?

    Dat vleermuizen zangvogels eten, was al langer bekend, maar hoe zij dit precies doen, is pas recentelijk duidelijk geworden. Hieronder volgt een verslag van onderzoek uitgevoerd door samenwerkende wetenschappers uit verschillende landen.

    Laten we beginnen bij de zangvogels. Elk jaar migreren vele zangvogels van hun broedgebieden naar hun overwinteringsgebieden. Dat gebeurt in onvoorstelbaar grote aantallen — schattingen lopen in de miljarden — en een deel van deze vogels trekt ’s nachts. Ze doen dit om te voorkomen dat ze ten prooi vallen aan roofvogels, die grotendeels zichtjagers zijn en dus overdag jagen. Toch kunnen ze ’s nachts een dodelijke ontmoeting hebben met de Grote Rosse Vleermuis, de grootste vleermuissoort van Europa.

    Deze vleermuis weegt tussen de 41 en 76 gram en is ongeveer 9 centimeter lang. Ter vergelijking: een roodborst weegt iets minder dan 20 gram.

    Om de jacht te kunnen volgen, werden deze vleermuizen uitgerust met kleine rugzakjes met biologgers, die positie, versnelling, hoogte en geluid registreerden. Zo kregen onderzoekers een goed beeld van de jachttechnieken van de Grote Rosse Vleermuis.

    In de meeste gevallen jaagt deze vleermuis onder de 100 meter hoogte en richt hij zich op insecten. Af en toe waagt hij zich hoger — tot wel 1300 meter — en jaagt dan op migrerende zangvogels. Er zijn opnames gemaakt van een vleermuis die een roodborstje drie minuten lang achtervolgde en het op ongeveer 200 meter hoogte wist te grijpen. Met een snelle beet maakt de vleermuis een einde aan het leven van de vogel, waarna hij de vleugels afbijt (vermoedelijk om het gewicht van de prooi te verminderen). Vervolgens vliegt hij verder, al etend van het roodborstje. Dit alles weten we dankzij de kleine biologgers op de rug van deze vleermuizen.

    Gelukkig voor de roodborstjes zijn er niet bijzonder veel Grote Rosse Vleermuizen, dus de kans dat we binnenkort geen roodborstjes meer in de tuin zullen zien, is verwaarloosbaar klein.

    Gebruikte bronnen:

    https://www.natuurpunt.be/soorten/zoogdieren/grote-rosse-vleermuis

    https://www.izw-berlin.de/en/press-release/caught-in-the-act-scientists-record-how-europe-s-largest-bat-catches-and-consumes-a-passerine-bird-mid-air.html

    Foto:

    Nyctalus lasiopterus (Grote Rosse Vleermuis) met veer en bloed in mond: ©Jorge Sereno

    Bat met Tag: ©Elena Tena

  • Zien wij hem of zien wij hem niet?

    Seizoen 2 van Operatie Barbastella ging vanavond echt van start: op zoek naar de Mopsvleermuis.
    Om 17.50 uur arriveerde ik in ’t Woold. Een woonkamer vol vleermuisenthousiastelingen die druk bezig waren met het instellen van Teensy Bats, het afspreken van zoeklocaties aan de hand van GPS-coördinaten en het delen van de laatste vleermuisnieuwtjes. Ook werden drie gasten welkom geheten.

    Vorig jaar zochten we op één terrein naar de Mopsvleermuis, zonder succes. Kastjes werden onder afdaken, hoog en laag in de bomen aan randen van open velden opgehangen. Deze keer gingen we meer dan twee uur ergens zitten met onze detectoren in de hand: kwam er een vleermuis voorbij, dan snel op record drukken en later analyseren welk soort we hadden opgenomen.

    Tegen 18.45 uur (een Mopsvleermuis vliegt tussen vijf en 25 minuten na zonsondergang uit) waren vier groepjes geïnstalleerd op een geschikte locatie: een kruispunt van wegen met hoge bomen. En toen begon het wachten.

    Voor ons lagen aan alle kanten stukjes bos, waardoor een Rosse vleermuis er waarschijnlijk niet zat. Mogelijk dat onze collega’s een Rosse wel zouden zien. Gewone dwergvleermuizen hebben we zeker op ons display voorbij zien vliegen, want het werd al snel te donker om ze werkelijk met het blote oog te zien. Op ons scherm zagen we ook andere pulsen voorbij komen — mogelijk een Mops, al kunnen we een grootoor niet uitsluiten.

    Terug bij onze uitvalsbasis werden de SD-kaartjes uitgelezen. Verdraaid — de ene detector maakte geen XML-bestanden, de andere had 600 opnames, te veel om “even” te analyseren. Maar er was er ook één die een opname had gemaakt van iets wat veel weg had van een Mopsvleermuis. Dat vergt nader onderzoek in alle rust, met voorbeeldsonogrammen erbij.

    Conclusie: een geslaagde vrijdagavond in ’t Woold.

    Tekst: Kevin

    Foto’s: Judith & Nelleke & Hillie

  • Eindstation Bosuilkast

    Recentelijk verscheen er een artikel op de website van de Zoogdiervereniging met de titel Grote groep rosse vleermuizen dood in bosuilenkast. Uit het artikel bleek dat er in drie verschillende kasten in totaal zo’n veertig dode vleermuizen waren aangetroffen. De dieren waren niet opgegeten, niet ziek en ook niet gewond — maar wat was er dan gebeurd?

    Een van de theorieën is dat de vleermuizen de kasten wel konden binnengaan, maar er niet meer uit konden komen. Vermoedelijk had dit te maken met de gladde binnenwanden. De Rosse vleermuis is een boom bewonende soort die veelal in spechtengaten verblijft, waar de wanden ruw zijn. Voor een vleermuis vormt dat geen enkel probleem om zich naar buiten te werken.

    Dit artikel deed mij denken aan een situatie van enkele jaren geleden in Enschede. Ik werd toen gebeld om een aantal vleermuizen te vangen die in een slaapkamer verstrikt waren geraakt. Het bleken gewone dwergvleermuizen (Pipistrellus pipistrellus) te zijn, en hun aantal bedroeg meer dan 45.

    De eigenaar was enkele dagen weggeweest en had het raam — een kiepraam dat aan de bovenkant openstond — op een kier gelaten. Vermoedelijk was, net als bij de Rosse vleermuizen hierboven, één gewone dwergvleermuis naar binnen gevlogen/gekropen en had hij geen mogelijkheid meer gezien om naar buiten te komen. Hij begon te roepen, waarop zijn soortgenoten te hulp schoten. (Het is bekend dat vleermuizen noodkreten uitstoten wanneer ze gewond of in gevaar zijn, waardoor andere dieren uit dezelfde kolonie komen helpen.) Ook zij konden vervolgens niet meer naar buiten.

    Gelukkig hadden de vleermuizen in Enschede meer geluk dan hun soortgenoten in het Amsterdamse Bos. Samen met een collega vingen wij alle vleermuizen (het vangen duurde dik een uur) en hebben we ze buiten weer vrijgelaten. In dit geval dus een situatie met een happy end en zij leefden (hopelijk) nog lang en gelukkig.

    Bron: https://www.zoogdiervereniging.nl/actueel/nieuws/grote-groep-rosse-vleermuizen-dood-bosuilenkast

    Foto: Gewone dwergvleermuis, Saxifraga-Jeroen Willemsen