Auteur: Neede Bat Village Foundation

  • Franjestaart in ons winterverblijf

    In de beginjaren van onze stichting lag de focus op twee hoofdactiviteiten: ons museum op de zolder van Boerderij de Meijer (bent u al eens bij ons op bezoek geweest?) en het organiseren van excursies voor vleermuisliefhebbers. Ons museum heeft een jaar of zeven geleden zijn deuren gesloten De laatste jaren is echter duidelijk geworden dat we ons werkterrein hebben verbreed. Dit gaat gepaard met zowel successen om te koesteren als teleurstellingen waar we snel van leren. Enkele successen hebben betrekking op bijvoorbeeld het volgen van de NEM-VTT-routes en het uitvoeren van kerkzoldertellingen. Maar waar valt het bezoek van deze week aan ons winterverblijf onder? Dat laten we graag aan ieder van jullie om zelf te bepalen.

    Op donderdag 16 januari bezocht een van onze leden, samen met een teller van VleGel (Vleermuiswerkgroep Gelderland), ons winterverblijf om vleermuizen te tellen. We waren hoopvol, omdat eind vorige zomer de eerste verbeteringen aan het verblijf waren uitgevoerd. Zie hiervoor het bericht Onze vleermuiskelder van 17 november 2024. Was het schoonmaken van de entree voldoende om meer vleermuizen naar onze kelder te lokken? Helaas bleek dat niet het geval. Waar we vorig jaar drie vleermuizen mochten verwelkomen, waren dat er dit jaar slechts twee.

    Toch zijn we heel blij dat we wederom een Franjestaart mochten verwelkomen. Waarom is dit zo bijzonder?

    Voor het inventariseren van vleermuizen is het belangrijk om inzicht te hebben in hun ecologie, waarbij hun echolocatie een essentiële rol speelt. De echolocatie van de Franjestaart wordt omschreven als “fluistersonar” en is moeilijk te detecteren met een bat-detector. Dit geldt ook voor de Mopsvleermuis waarover andere berichten over gaan. Dit maakt het noodzakelijk om andere inventarisatiemethoden te gebruiken, zoals het tellen in winterverblijven. Met deze methode – die (voor ons) vrijwel de enige kans biedt om een Franjestaart te registreren – hadden we succes. Wat een geweldige vondst!

    Helaas kende deze inventarisatiesessie ook een tragische wending. Onze vrijwilliger is gestruikeld en heeft daarbij zijn bovenarm én twee ribben gebroken. Een gruwelijk einde van een dag die begon met zoveel verwachting.

    Vraag: Kunnen we dit beschouwen als een succes of een teleurstellende ervaring?

    Onze gedachten (en een goed gevulde fruitmand) gaan uit naar onze vrijwilliger. We wensen hem een spoedig herstel toe!

    Tekst: Kevin

    Foto Franjestaart: naam bekend bij redactie 🙂

  • Er is vervolg onderzoek nodig

    Geregeld eindigt een onderzoeksrapport met de uitspraak: “Er is vervolgonderzoek nodig.” Dit voelt bijna even vanzelfsprekend als het afscheid nemen met: “We appen.” Vroeger vond ik dit een vreemde manier om een onderzoek af te sluiten (ook trouwens van afscheid nemen), alsof de onderzoekers alvast solliciteerden naar een volgend project. Inmiddels kijk ik daar anders tegenaan.

    Begin december 2024 begonnen wij aan dit project met als doel: het vinden van de mopsvleermuis. Aanvankelijk twijfelden we er niet aan dat we deze vleermuis zouden vinden. Nu, anderhalve maand later, zijn we ons bewust van de obstakels waar je als onderzoeker tegenaan loopt. En laat ik meteen duidelijk zijn: wij zijn geen professionele onderzoekers en hebben hier geen achtergrond in. Wij zijn mensen met enthousiasme voor vleermuizen, enigszins naïef misschien, maar bereid om te leren van onze fouten en openstaand voor experimenteren.

    Maar waarom kijk ik er nu anders tegenaan?

    Laten we beginnen met de voeding van de mopsvleermuis. Deze vleermuis eet voornamelijk nachtvlinders. Maar welke vlinders zijn dat precies? Om dit te weten, moet je eerst ontdekken welke vlinders er in de wintermaanden vliegen. Voor zover bij mij bekend zijn dat onder andere de kleine wintervlinder, de bosbesvlinder, de wachtervlinder en de zwartvlekwinteruil. Maar vliegen deze soorten ook op onze onderzoekslocatie? En vliegen ze de hele winter door, of slechts een deel daarvan?

    Uit literatuur weten we dat de mopsvleermuis een deel van de nacht boven boomkruinen vliegt. Maar in welke tijd van het jaar is dat onderzocht? En vliegen wintervlinders ook boven boomkruinen? Zo ja, waarom? Bij welke temperaturen vliegen deze vlinders eigenlijk? Want als ze niet vliegen, zullen de mopsvleermuizen ook niet actief zijn. Stel dat de vlinders niet vliegen maar wel aanwezig zijn, kan de mopsvleermuis ze dan alsnog vangen? Kortom, er blijven veel vragen over nachtvlinders in de winter.

    Dan de omgeving. Heeft de mopsvleermuis in de winter een voorkeur voor kale loofbossen (met of zonder ondergroei) of geeft hij de voorkeur aan naaldbossen? Verdraagt hij menselijke verlichting of wordt hij daar juist door afgeschrikt? En hoe zit het met de actieve uren van de mopsvleermuis? Is hij actief direct na zonsondergang, midden in de nacht of vlak voor zonsopgang? Kan deze informatie uit literatuur gehaald worden? En hoe betrouwbaar zijn de gegevens? Wat onderzocht is in Polen of Tsjechië, geldt dat ook voor de Nederlandse mopsvleermuizen?

    En dan migratie. In de literatuur staat dat het geen langeafstandsmigranten zijn. Maar ja, deze informatie komt uit buitenlands onderzoek. Het kan ook bijna niet anders, want de mopsvleermuis plant zich pas sinds 2023 voort in Nederland. Onderzoek naar deze vleermuis in Nederland staat dus nog in de kinderschoenen. We weten weinig (mogelijk niets) over het migratiegedrag van Nederlandse mopsvleermuizen.

    Trouwens, in 2023 werd er in de buurt van Winterswijk een kraamkolonie ontdekt. Maar hoe zat dat in 2024? Als onderzoeker zou ik benieuwd zijn of deze kraamkolonie ook in 2024 aanwezig was. Hierover hebben we niets kunnen vinden in de media. Hoe komt dat? Is er niet gezocht? Wel gezocht maar niets gevonden? Of misschien wel iets gevonden, maar is er bewust geen ruchtbaarheid aan gegeven? Geen idee.

    Na een grondige evaluatie, waarbij we meer vragen hadden dan waarmee we in december begonnen, is het voor ons duidelijk: er zal vervolgonderzoek nodig zijn! De komende maanden gaan we ons hierop voorbereiden.

    In de komende maanden gaan we onder andere onze apparatuur upgraden, onze kennis van de omgeving vergroten en in april terugkeren voor vervolgonderzoek.

    Foto’s: Hillie & Kevin

    Kast voor detectoren: Pieter

    Tekst: Kevin

  • De nacht van de mopsvleermus staat in het teken van zijn maag

    Zoals bij het bestuderen van de meeste dieren is het bij de mopsvleermuis belangrijk om aandacht te besteden aan wat het dier eet. Bij de mopsvleermuis zijn dit voornamelijk nachtvlinders. Een groot deel van hun dieet (november & december) bestaat uit de kleine wintervlinder, maar ook de zwartvlekwinteruil, de bosbesuil en de wachtervlinder worden gegeten. De kleine wintervlinder is één van slechts enkele tientallen nachtvlinders die ‘s winters actief zijn, terwijl er zo’n 2300 soorten nachtvlinders in Nederland rondfladderen. Een voordeel van winteractiviteit is dat er veel minder natuurlijke vijanden zijn, de mopsvleermuis is een van de weinige dieren die wél actief op nachtvlinders blijft jagen in deze periode.

    Jaarcyclus van de kleine wintervlinder:

    De eitjes van de kleine wintervlinder worden gelegd op takjes, in spleten van de bast en  soms ook op oppervlakken zoals muren en schuttingen. Dit gebeurt in de periode november tot en met januari. Hier ontwikkelen de eitjes zich langzaam totdat de rupsen ergens tussen half maart en half april uitkomen. Dit is precies de periode waarin bomen jonge bladeren hebben,  en hiervan doen de rupsen van de wintervlinder zich tegoed.

    Na flink gegroeid te zijn, verpoppen de rupsen zich omstreeks mei. In de strooisellaag blijven ze tot ongeveer half november, wanneer de vlinders tevoorschijn komen. Bij hun geboorte hebben de vlinders  slechts één doel: zich voortplanten, tijd om te eten is er niet. Trouwens, de kleine wintervlinder heeft geen mond en kan dus niet eten, in deze periode is er bovendien geen nectar beschikbaar. De vrouwtjes scheiden feromonen af die door de mannetjes worden waargenomen. De mannetjes vliegen hierop af en nemen plaats op de boomstam in de hoop een vrouwtje te treffen.

    De vrouwtjes zijn vleugelloos, komen uit de strooisellaag en kruipen langs de stam omhoog. Zodra ze de juiste partner hebben ontmoet vindt de paring plaats, die soms wel meerdere uren kan duren. Een mannetje dat hoog in de boom zit, zal zich waarschijnlijk niet voortplanten, dus de mopsvleermuis moet lager jagen. Na de paring wacht het vrouwtje nog één taak, het leggen van de eitjes. Kort daarna eindigt haar leven. Het mannetje blijft nog enige tijd rondhangen, op zoek naar andere paringsbereide vrouwtjes in de buurt. Binnen enkele dagen sterft ook hij. Een volwassen kleine wintervlinder leeft hooguit 7 tot 10 dagen.

    Mopsvleermuis en nachtvlinders:

    Vanuit het perspectief van de mopsvleermuis zijn de mannetjes van de kleine wintervlinder interessanter: zij hebben vleugels, vliegen en zijn daardoor beschikbaar als prooi. Maar hoe te vangen? De amplitude van de echolocatieschreeuw van de mops ligt zo’n 10 tot 100 keer lager dan die van andere vleermuizen die echolocatie gebruiken. Hierdoor is het bereik van de schreeuw kleiner (en ook moeilijker voor ons waar te nemen met onze detectoren), maar horen nachtvlinders de vleermuizen ook minder snel aankomen.

    Tekst: Kevin Collins

    Foto’s: Wim Bakker & Kevin Collins

  • Vleermuizen bij SVN en IVN

    De vleermuizenwerkgroep is de afgelopen jaren flink gegroeid. Bestonden we een paar jaar geleden nog uit ongeveer 6 personen, nu hebben we 14 leden. Met name mensen van de lichting gidsen van de NGO(Natuur Gidsen Opleiding) van 2019/2020 zijn lid geworden van onze werkgroep. We hebben onze activiteiten daarom flink kunnen uitbreiden. We hebben nu op jaarbasis ongeveer 30 lezingen met een excursie. Deze lezingen worden met name gehouden op campings in de regio. We merken dat deze voorlichtingen steeds populairder worden. Zaten er in het begin 10 tot 20 mensen in de zaal, nu zitten er soms meer dan 60.

    Ook zijn er steeds meer verenigingen die graag iets meer over vleermuizen willen weten. Met name kinderen vinden het prachtig. En daar hebben we op in gespeeld door Vlerkje te ontwikkelen. Een unieke batdetector in de vorm van een vleermuis op een stok. Helemaal zelf ontwikkeld door leden en hun partners van onze werkgroep. De oogjes gaan rood oplichten, zodra er een vleermuis overvliegt. Een gigantisch succes. De kinderen vinden het prachtig en spannend.

    Daarnaast hebben we onze eigen batdetectoren gemaakt. Dat was een gigantische klus met al die soldeerpunten. Het is gelukt en deze worden ingezet bij Operatie Barbastella. Dit jaar hebben we ook meegedaan voor de 2e keer mee met de Vleermuis Transecttellingen (NEM-VTT). Een aantal keren per jaar rijden we ’s avonds  een paar vaste routes om geluiden van vleermuizen op te nemen om deze later te analyseren op de computer. Deze gegevens delen we met de Zoogdierenvereniging. Zo krijgen we een beeld van wat er in onze regio rondvliegt.

    Dit jaar zijn we ook gestart met kerkzoldertellingen. Daarnaast onderhouden we vleermuizenkelders. Ook hebben we op een aantal campings vleermuizenkasten opgehangen en deze controleren we met enige regelmaat op de aanwezigheid vleermuizen. We zijn met name benieuwd of vleermuizen in de winterperiode verkassen.

    Al met al dus een drukke werkgroep. Educatie staat voorop. De lezingen met daarna een excursie is onze voornaamste bezigheid. We kunnen daarom nog wel mensen gebruiken. Je wordt opgeleid binnen onze groep. Dus heb je zin en tijd om zo af en toe een excursie te begeleiden of om mee te doen met een ander vleermuisproject, meld je aan bij de coördinator (Wilko Poortman: secretaris@vleermuizendorp.nl) van onze werkgroep.

    Tekst: Wilko

    Foto: Kevin

  • Operatie Barbastella – De eerste resultaten

    Operatie Barbastelle – De eerste resultaten:

    Wij zijn inmiddels enige weken onderweg met operatie Barbastelle en tot nu toe hebben we geen tekenen van de mopsvleermuis op onze detectoren waargenomen. Eigenlijk zou dit nieuwsbericht hiermee afgesloten kunnen worden. Helaas, dit gaat niet gebeuren, want er zijn andere vorderingen geboekt.

    Laten wij eerst zeggen dat een project als dit voor ons geen alledaagse bezigheid is. De afgelopen jaren hebben wij ons voornamelijk gericht op educatie. In de zomer zijn we betrokken bij zo’n 25 excursies in de Achterhoek, wat weinig tijd overlaat voor onderzoek. Dit is dus een winterklus.

    Sinds we zijn begonnen, hebben we ontdekt dat we meer data nodig hebben om onderbouwde uitspraken te kunnen doen. Er moet dus meer gemeten worden. Hiervoor hebben wij enkele loggers aangeschaft. Deze gaan we inzetten om elke 10 minuten de temperatuur en luchtvochtigheid te meten. Op het moment dat wij deze diertjes waarnemen zijn dit waardevolle gegevens. We zijn er klaar voor. Zie foto.

    Literatuur

    Ook zijn we in de literatuur gedoken met betrekking tot mopsvleermuizen. Hierin staat bijzondere informatie die onze gespreken de komende maanden zal domineren. Een voorbeeld hiervan is het volgende:

    Vleermuizen in Nederland maken vaak gebruik van echolocatie om hun prooi te bemachtigen. De gewone dwergvleermuis, bijvoorbeeld, gebruikt een signaal dat het sterkst is bij 45 kHz. De mopsvleermuis daarentegen, stoot twee verschillende geluiden uit: eentje die het sterkst is bij 32 kHz en een ander geluid bij 40 kHz. Zie hiervoor de afbeelding van …. Waarom zou hij dat doen?

    32 kHz en 40 kHz

    Volgens Seibert et al.(2015) wordt het ene geluid gebruikt om de hoogte boven de grond te bepalen. Dit geluid wordt uitgestoten via de mond. Het andere geluid wordt via de neus uitgezonden en gaat de lucht in. Dit signaal wordt gebruikt om nachtvlinders te vinden, de hoofdprooi van de mopsvleermuis. Door dit te lezen (en te overdenkend), kunnen we voorspellen dat de mopsvleermuis zijn prooi voornamelijk van onderen aanvalt, en dit blijkt inderdaad het geval te zijn. Onderzoek van Lewanzik en Goerlitz (2017) toont aan dat 80% van de keren dat een mopsvleermuis (in het vrije veld) een insect naderde dit van onderen gebeurde.

    Wat is er nog veel te leren ….

    Wij willen de eigenaresse van dit gebied hartelijk bedanken voor haar warme ontvangst, elke keer weer.

    Tekst: Kevin

    Foto’s: Hillie

    Afbeelding Sonogram: https://www.agribats.com/blog/the-barbastelle-bat/

    Literatuur:

    Lewanzik, D., Goerlitz, H.R. (2017) Continued source level reduction during attack in the low-amplitude bat Barbastella barbastellus prevents moth evasive flight. Opgevraagd van: https://besjournals.onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1111/1365-2435.13073

    Seibert, A. M., Koblitz, J. C., Denzinger, A., & Schnitzler, H. U. (2015). Bidirectional echolocation in the bat Barbastella barbastellus: Different signals of low source level are emitted upward through the nose and downward through the mouth. PLoS ONE, 10, 1–17.

  • Operatie Barbastella

    Operatie Barbastella

    Tijdens een bijeenkomst van vleermuisdeskundigen begin november werd ons toegefluisterd dat het de moeite waard zou zijn om in de omgeving van Winterswijk op zoek te gaan naar de mopsvleermuis (Barbastella barbastellus). Voor een stichting die zich inzet voor vleermuizen in de Achterhoek is dit een kans die we niet konden laten liggen.

    Waarom de Mopsvleermuis?

    In september 2023 verscheen er een artikel op Nature Today met als titel: Terugblik op een unieke vondst: de eerste kraamkolonie mopsvleermuis in Nederland. Dit beschreef de ontdekking van de eerste kraamkolonie in Nederland in meer dan 30 jaar, mogelijk zelfs ooit. Dat deze kolonie in ons werkgebied, de oostelijke Achterhoek, werd gevonden, gaf ons de motivatie om begin december het buitengebied van Winterwijk te verkennen.

    Met z’n drieën bezochten we een locatie die volgens ons, als vleermuisliefhebbers, perfect geschikt zou kunnen zijn voor mopsvleermuizen. Van deze soort is bekend dat ze zelfs in de winter actief op jacht gaan naar kleine nachtvlinders. Zijn die er nu? Jazeker! Het is nu de tijd van de kleine wintervlinder, en daarnaast vliegen er ook enkele winteruilen. Kortom, voor de mopsvleermuis is er genoeg te eten.

    Hoe onderzoeken we of er mopsvleermuizen zijn?

    Dat doen wij met onze zelfgemaakte detectoren. In 2023 hebben wij meerdere avonden besteed aan het bouwen en optimaliseren van onze Teensy Bats. Hiervan hebben we inmiddels meerdere exemplaren, die we in tweetallen gebruiken om een beeld te krijgen van de aanwezigheid van mopsvleermuizen. De Teensy Bats stellen we in om tussen 17.00 uur en 22.00 uur opnames te maken van voorbijvliegende vleermuizen. Niet de hele nacht, zodat de accu langer meegaat. Zie een foto van onze Teensy Bat, veilig verpakt in plastic tegen winterse weersomstandigheden.

    Er breken spannende tijden aan voor ons, want van een winterslaap is bij ons geen sprake!

    Mopsvleermuis:

    De mops is een middelgrote vleermuis met een gewicht van 6 tot 14 gram. De soort heeft een enigszins gedrongen snuit met naar voren gerichte neusopeningen, wat doet denken aan een mopshondje, vandaar de naam. Een bijzonder weetje: het oudst bekende exemplaar is maar liefst 22 jaar geworden.

    Voor ons is het belangrijk om te weten dat mopsvleermuizen bij voorkeur overwinteren in de buurt van hun zomerverblijfplaats. Aangezien in 2023 een kraamverblijf in de omgeving van Winterswijk is gevonden, zou het prachtig zijn als we deze soort hier ook in de winter kunnen waarnemen.

    Wordt vervolgd…..

    Foto’s: Pieter, Hillie  & Kevin

    Tekst: Kevin

  • Onze vleermuiskelder

    Wij zijn trots op onze vleermuiskelder, die al meer dan 20 jaar dienst doet als veilige verblijfplaats voor allerlei vleermuissoorten tijdens de wintermaanden. De kelder ligt net buiten Neede en bevindt zich in een omgeving die perfect is voor vleermuizen: bomen, wat water en rust. Wat heeft een vleermuis nog meer nodig als het in winterslaap verkeert? Trots kan al snel grenzen aan arrogantie,  en het is aan de lezer om te bepalen welke van de twee hier van toepassing is.

    Hoewel wij mensen denken dat wij een perfecte verblijfplaats hebben gecreëerd, zien vleermuizen dat blijkbaar anders. Onze kelder, gebouwd in 2001, wordt elk jaar in de winterperiode geïnventariseerd op vleermuizen. Geen enkel jaar hebben we meer dan vier vleermuizen geteld, ondanks dat er ruimte is voor tientallen. Waar ligt dit aan, en wat kunnen we anders doen? Voor een volledig overzicht van de aantallen door de jaren heen, klik hier (https://www.vleermuizendorp.nl/vleermuiswerkgroep/).

    Twee van onze mensen hebben zich voorgenomen zich de komende jaren in te zetten voor winterslapende vleermuizen. Zij gaan zich verdiepen in zaken als temperatuur, luchtvochtigheid, luchtstromingen, predatoren, drinkwatervoorzieningen, en de verticale en horizontale verblijfplaatsen – kortom, alles wat er komt kijken bij een vleermuiskelder.

    In september gaan de eerste vleermuizen op zoek naar een winterverblijfplaats en dan is rust geboden. Dit betekent dat we de kelder niet meer zullen betreden, maar ons wel kunnen verdiepen in literatuur en leren van de ervaringen van anderen. Zo zal deze winter misschien toch wat minder rustig zijn dan voorgaande winters. Want…. Als vleermuizen nauwelijks vliegen, doen vleermuis-vrijwilligers het rustig aan.

    Wat wij in augustus gedaan hebben is de toegang tot de kelder vrij van obstakels gemaakt. Een vleermuis die vlak boven de grond moet vliegen om de kelder binnen te komen, zal op zoek gaan naar een andere plek. Hierbij enige foto’s van de kelder zoals die er begin september bij lag. Dit zowel voor als na onze werkzaamheden.

    Arie en Kevin

    November 2024

  • Zolderbericht

    Zolderbericht

    Dat ik vleermuizen bij huis heb weet ik al heel lang. Zij zijn een vertrouwde verschijning op zomeravonden als ik lekker buiten zit. Maar wat wist ik ervan? Geen snars!

    Sinds ik lid ben van de Vleermuizenwerkgroep (SVDN: Stichting Vleermuizendorp Neede) heb ik er iets meer kijk op en ga ik actief op zoek. Ik wil er meer van weten.

    Met de vleermuisdetector (Teensybat) neem ik in mijn tuin drie soorten waar. Als eerste zie ik steeds de Rosse vleermuis door de lucht scheren om plotseling een adembenemende duikvlucht te nemen. Ik kom ogen tekort omdat ook meteen de Gewone dwergvleermuis langs komt fladderen. Als het dan schemerig wordt zie ik ook de Laatvlieger met een wat tragere vleugelslag.

    Maar waar hangen die dan overdag?

    Op een avond zag ik toevallig, afgetekend tegen de lucht en de dakrand, enkele vleermuizen het luchtruim kiezen. Daar dus, ergens achter de pannen, moeten ze overdag zitten.

    Op zolder achter het beschot vond ik een heleboel keutels, mooi glinsterend en droog verpulverd. Volgens de “keutel-zoekkaart” van de Zoogdierverening (zie foto) zijn ze van de Laatvlieger.

    Van de zomer heb ik alle keutels opgeruimd en schoon papier op de vloer van de zolder neergelegd. Als er dan nieuwe “poep” ligt, krijg ik informatie over recente bewoning. Ergens, eind september, was het papier nog schoon, geen keutels gevonden, maar vandaag, 3 november, was het raak. Niet veel maar verse Laatvlieger poepjes op het papier. Voorzichtig speurwerk tussen de balken en het isolatiepapier heeft er niet toe geleid dat ik ze gezien heb. Maar ik ben wel heel benieuwd of we overwinteringsgasten op zolder gaan krijgen.  Daarover bericht ik jullie later in het seizoen.

    Hillie

  • Zoldertellingen – Het vervolg

    De afgelopen weken hebben wij vier kerkzolders bezocht. Wij hebben honderden treden beklommen, ons meerdere keren het hoofd gestoten, spinnenrag van ons afgeveegd en vleermuizen gezien. Maar liefst drie hebben wij waargenomen.

    In de kerken van Beltrum, Groenlo en Zieuwent werden wij ieder keer getrakteerd op een grootoorvleermuis. In Neede gingen wij helaas met lege fotocamera’s naar huis. Kunnen wij hier conclusies aan verbinden? Helaas niet. Het is onbekend welk aandeel van de populatie (in dit geval vermoedelijk gewone grootoorvleermuis, maar ook de laatvlieger en de ingekorven vleermuis verblijven in gebouwen) op zolders verblijft en welk aandeel elders verblijft. Zodoende is het lastig (zo niet onmogelijk) om trends hieraan te verbinden. Wel leveren de zoldertellingen voor deze soorten belangrijke verspreidingsgegevens op.

    Was al deze inspanning de moeite waard? Goede vraag! Wij vonden van wel, want naast de waardevolle contacten en mooie gesprekken hebben wij nu ervaring in het determineren van vleermuispoepjes. Toch niet iets dat veel mensen op hun cv hebben staan:-)

    Volgens ons valt dit onder ‘learning on the job’. Want naast het uitvoeren van een belangrijke klus hebben wij ideeën voor de zomer van 2025. Wij willen onze Teensy Bats gaan inzetten, en wij willen dat de kerkzolders schoon van poepjes zijn voordat wij aan onze zoldertellingen beginnen. Dit zijn slechts enige van de ideeën die ontstaan zijn tijdens de tellingen. En laten wij eerlijk zijn, de vleermuis in de foto hiernaast hadden wij voor geen goud willen missen!

    Foto’s: Frans, Hillie & Pieter

    Tekst: Kevin

  • NEM-VTT Resultaten

    Het rijden van de zes routes zit erop. Het was zulk mooi vleermuisweer dat we bijna alle rondes (in totaal zes) in de tweede helft van juli hebben kunnen rijden. Dit was anders in 2023, toen we pas in augustus begonnen met rijden. Mooi dat het rijden zo voorspoedig is gegaan, maar aan dit voordeel kleeft ook een nadeel: hoe kunnen wij de gegevens interpreteren?

    Tijdens het rijden worden er opnames gemaakt, onder andere van sprinkhanen, sproei-installaties, machines en gelukkig ook van vleermuizen. We richten ons op vier soorten vleermuizen: de gewone dwergvleermuis, de ruige dwergvleermuis, de laatvlieger en de rosse vleermuis. Dit zijn vleermuissoorten die door heel Nederland voorkomen en op deze manier goed te inventariseren zijn. Deze soorten zijn bijvoorbeeld niet goed te volgen via het zoldertellen. Naast deze soorten worden er sporadisch andere soorten waargenomen, zoals de bosvleermuis en de watervleermuis.

    Er wordt door heel Nederland gereden door inmiddels bijna 30 teams, en geleidelijk aan worden er meer routes gereden en meer waarnemingen geanalyseerd. Tegenwoordig worden er jaarlijks meer dan 20.000 waarnemingen geanalyseerd. Dit zou toch moeten leiden tot een duidelijker beeld van het wel en wee van de vier bovengenoemde soorten. Maar laten we teruggaan naar onze gegevens.
    We verwachtten veel waarnemingen van de gewone dwergvleermuis, maar waarom hebben we nu de helft minder opnames dan in 2023? Heeft dit te maken met minder vleermuizen of mogelijk met minder sprinkhanen? Als er minder sprinkhanen zijn, betekent dit minder andere insecten en als gevolg daarvan minder vleermuizen? Of hebben we misschien minder waarnemingen gedaan van sproei-installaties? Het heeft dit voorjaar mogelijk zoveel geregend dat sproeien van akkers en tuinen niet nodig was (althans in de periode dat wij reden)! We zijn benieuwd naar de uitkomsten van onze analyses en het beeld van heel Nederland. Welke conclusies, indien mogelijk, zullen we vermoedelijk in de Telganger van voorjaar 2025 lezen? 

    Welke conclusies, indien mogelijk, zullen wij vermoedelijk in de Telganger van voorjaar 2025 lezen. 

    Tabellen uit de Telganger, voorjaar 2024: ©Zoogdiervereniging 

    Kevin Collins